Werkdruk en ongewenst gedrag op universiteiten
Een groot deel van het onderwijzend en wetenschappelijk personeel van Nederlandse universiteiten heeft last van werkdruk en ongewenst gedrag. Dat kan leiden tot ernstige gezondheidsklachten, ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid. Het probleem is al langer bekend, maar de universiteiten slagen er nog niet in om dit structureel aan te pakken. Deze conclusies trekt de Nederlandse Arbeidsinspectie in het Arbo in Bedrijf onderzoeksrapport Psychosociale Arbeidsbelasting universiteiten. Het onderzoek is vandaag naar de Tweede Kamer gestuurd.
De Arbeidsinspectie heeft op 14 publieke universiteiten interviews gehouden met medewerkers van personeelsvertegenwoordigingen en vertrouwenspersonen. Daarnaast zijn de aanwezige arbozorgdocumenten geanalyseerd. Ook is een online enquête uitgezet -onder het wetenschappelijk en onderwijzend personeel- waarop meer dan 9.000 respondenten hebben gereageerd. Met de uitkomsten bracht de Arbeidsinspectie de stand van zaken in kaart van de arbozorgverplichtingen, de blootstelling aan risico's en de genomen maatregelen.
De conclusies zijn stevig: ruim 70 procent van de werknemers ervaart meer dan incidenteel stress als gevolg van werkdruk. Werknemers geven aan dat zij ook structureel belast zijn met meer taken en verantwoordelijkheden dan waarvoor zij zijn aangesteld. Ze werken gemiddeld 6 uur per week meer dan in het contract is afgesproken.
Tegelijkertijd hebben de universiteiten weinig grip en zicht op de daadwerkelijk gewerkte uren door universiteitspersoneel. De belangrijkste oorzaken van werkdruk volgens werknemers zijn regel- en verantwoordingsdruk, prestatiedruk, ambities en de wijze waarop het onderzoek en onderwijs wordt gefinancierd.
Werknemers ervaren vaak ongewenst gedrag. Van de respondenten geeft 54 procent aan zelf in de afgelopen 2 jaar ongewenst gedrag te hebben ervaren. 69 procent ziet dat collega's last hebben van dit gedrag. Pesten komt het vaakst voor, gevolgd door discriminatie. De hiërarchische structuur en prestatiedruk worden als belangrijke oorzaken voor dit structurele ongewenst gedrag genoemd.
De universiteiten hebben aandacht voor werkdruk en ongewenst gedrag en nemen maatregelen om risico's tegen te gaan. Maar deze maatregelen zijn vooral gericht op het individu en onvoldoende op het wegnemen van de onderliggende oorzaken, zoals het reduceren van het aantal taken. Daarnaast zijn werknemers relatief slecht op de hoogte van deze maatregelen en maken er daardoor relatief weinig gebruik van.
Het is niet duidelijk hoe de universiteiten in kaart brengen wat het effect is van maatregelen die werkdruk tegen moeten gaan. Er is daarbij weinig aandacht voor beleid en maatregelen gericht op ongewenst gedrag en discriminatie.
De Nederlandse Arbeidsinspectie onderzocht universiteiten eerder op werkdruk en psychosociale arbeidsbelasting (PSA). De Arbo in Bedrijf is een monitorinstrument wat de Arbeidsinspectie gebruikt om zicht te krijgen op de arbeidsomstandigheden in Nederland. Dit onderzoek is een vervolg en een verdieping op eerdere onderzoeken tussen 2017-2021 en biedt handvatten voor verbetering.
Het is duidelijk dat de universiteiten meer moeten doen om een gezonde en veilige werkomgeving te bieden. Omdat de Arbo in Bedrijf een onderzoeksinstrument is, handhaaft de Inspectie op basis van deze resultaten nu niet. Universiteiten krijgen tot 2025 de tijd om zelf orde op zaken te stellen. De Arbowetgeving stelt dat de werkgever verplicht is tot beleid en maatregelen om PSA zo veel mogelijk te voorkómen of beperken. Volgend jaar zal de Inspectie opnieuw inspecteren. Mochten de benodigde maatregelen dan niet of onvoldoende genomen zijn, zal handhavend worden opgetreden.