Mensen in de Nederlandse samenleving voorzien zoveel mogelijk in hun eigen inkomen. Wie dit niet lukt, wordt in bestaanszekerheid voorzien door (tijdelijke) inkomensondersteuning en ondersteuning bij re-integratie naar werk. Hieraan wordt invulling gegeven met het stelsel van werk en inkomen.
De uitvoering van het stelsel is belegd bij het UWV, de SVB en gemeenten. De Inspectie houdt toezicht op de doeltreffendheid van de uitvoering in het stelsel van werk en inkomen. Deze wettelijke taak is verankerd in (artikel 37 van) de wet SUWI (Structuur Uitvoeringsorganisatie Werk en Inkomen).
De Inspectie houdt toezicht op de doeltreffendheid van de uitvoering van het stelsel van werk en inkomen. Met dit toezicht biedt de Inspectie onafhankelijk inzicht in de werking van het stelsel van werk en inkomen aan uitvoeringsorganisaties, beleidsmakers, bewindspersonen en de Tweede Kamer. Daarbij wordt het perspectief van de burger, wiens bestaanszekerheid in het geding kan zijn, uitdrukkelijk betrokken en gehoord. Op grond hiervan kunnen uitvoerders en beleidsmakers, waar nodig, de uitvoering verbeteren.
Aanpak
Het stelseltoezicht werk en inkomen is gericht op kansen om de effectiviteit van de uitvoering in het stelsel te verbeteren: wat werkt voor wie, waar zitten de knelpunten en wat zijn werkende mechanismen? De Inspectie brengt daarbij expliciet het klantperspectief in beeld, naast het uitvoerings- en werkgeversperspectief. Tot 2020 is het toezicht vormgegeven vanuit risico’s in de uitvoering voor bepaalde kwetsbare groepen. Momenteel wordt de omslag gemaakt naar stelselbreed toezicht om uitspraken te kunnen gaan doen over ontwikkelingen in het stelsel van werk en inkomen. De monitor krijgt vorm door thematisch onderzoek op verschillende gebieden, waaronder:
- Inkomensondersteuning
- Armoede en schuldhulpverlening
- Re-integratie en werkgeversdienstverlening
- De banenafspraak en beschut werk
- De menselijke maat in de uitvoering