De Arbowet, het Arbobesluit en de Arbeidstijdenwet vormen de basis voor gezond en veilig werken. Alle bepalingen die daarin staan, gelden vanzelfsprekend ook voor jongeren onder de 18 die stages lopen en leerwerkbanen hebben.
Het Arbobesluit bevat een aantal specifieke regels over ‘jeugdige werknemers’ (jonger dan 18 jaar). Deze wettelijke regels zijn nodig, omdat jongeren - zeker onder de 18 - mentaal en fysiek nog niet zijn volgroeid. Dat betekent dat ze gevaren niet altijd goed kunnen inschatten, en dat ze meer rusttijd nodig hebben dan volwassenen. Op de website van de Rijksoverheid leest u meer over de rechten en plichten van stagiairs en jongere werknemers.
Welke gevaren en risico's lopen jongeren tot 18 jaar in het bijzonder? Dat inventariseert en beoordeelt u in het verplichte ‘jongerendeel’ van uw Risico-Inventarisatie en -Evaluatie (RI&E, artikel 5 arbeidsomstandighedenwet). U neemt vervolgens passende maatregelen om de gevaren en risico's te beheersen. U vindt de wettelijke eisen aan de RI&E voor jongeren onder de 18 jaar in artikel 1.36 van het Arbobesluit.
In het jongerendeel van de RI&E moet u onder meer specifiek aandacht besteden aan:
Het opleidingsniveau van de jongeren en welke voorlichting ze moeten krijgen;
De werkzaamheden die het bedrijf uitvoert, en hoe die zijn georganiseerd;
De specifieke gevaren die jongeren tijdens het werk lopen doordat ze weinig werkervaring hebben, gevaren niet goed kunnen inschatten en geestelijk en lichamelijk nog niet volledig ontwikkeld zijn;
Hoe vaak en hoe lang jongeren blootstaan aan gevaarlijke stoffen en omstandigheden. Let op: er zijn gevaarlijke stoffen waar jongeren tot 18 jaar helemaal niet mee mogen werken (artikel 4.105 Arbobesluit) en er zijn aanvullende gevaarlijke stoffen die verboden zijn voor kinderen onder de 16 jaar (artikel 4.106 Arbobesluit);
Hoe de werkplek van jongeren veilig is ingericht en uitgerust;
Welke arbeidsmiddelen en persoonlijke beschermingsmiddelen jongeren mogen én moeten gebruiken;
Hoe er deskundig toezicht op de werkzaamheden van jongeren wordt gehouden.
Wilt u studenten een stage- of leerwerkplek bieden? Dan moet u een erkend leerbedrijf zijn. Die erkenning krijgt u van de Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB). Belangrijke eisen zijn dat u jongeren een sociaal en fysiek veilige omgeving biedt en zorgt voor een praktijkopleider. De praktijkopleider moet de eisen van de opleiding kennen en jongeren goed kunnen opleiden en coachen op de werkvloer. Dit zorgt ervoor dat zij het vak en het werk gezond en veilig uit kunnen voeren. U leest meer over de eisen aan een leerbedrijf op de website van de SBB.
Waar moet uw bedrijf op letten in de praktijk?
Jongeren zijn pas lichamelijk en mentaal volgroeid rond de 25 jaar. Daar moet rekening mee worden gehouden. Ze hebben niet hetzelfde vermogen om gevaren in te schatten als oudere, meer ervaren medewerkers.
Daarbij zijn jongeren ook niet altijd even mondig: ze zullen niet altijd aangeven als ze iets niet snappen of kunnen. Dat betekent dat je goed moet nagaan of ze de uitleg goed hebben begrepen - dat is de verantwoordelijkheid van de praktijkopleider en daarmee van het bedrijf.
De praktijkopleider zorgt ervoor dat jongeren goed, gezond en veilig leren werken en houdt contact met school. De SBB biedt op haar site een aantal goede tips voor praktijkopleiders.
Andere collega’s die met jongeren werken, moeten aandacht hebben voor hun veiligheid en gezondheid.
De werkgever van het stage- of leerbedrijf is eindverantwoordelijk voor gezond en veilig werken, voorlichting en toezicht in het bedrijf. Dus ook voor jonge werknemers. In de RI&E inventariseert en evalueert de werkgever de specifieke gevaren en risico’s voor jongeren in het bedrijf.
Een deskundige ondersteunt de werkgever. Bijvoorbeeld een preventiemedewerker. Deze helpt de werkgever in de RI&E specifieke aandacht te besteden aan de gevaren en risico’s voor jongeren in het bedrijf.
Alleen samen kunnen scholen en leerbedrijven ervoor zorgen dat studenten gezond en veilig leren werken. Daarom is het belangrijk dat het bedrijf met de school in gesprek blijft. Ook als iets niet goed gaat. Mist de leerling bijvoorbeeld vaardigheden die school had moeten aanleren? Praat erover. Zo zorg je samen dat de leerling uitgroeit tot een goed, gezond en veilig werkend vakman of vakvrouw.
Iedereen werkt op een andere manier. Daarbij geldt: een goede praktijkopleider moet een goede vakman of vakvrouw zijn met aandacht voor gezond en veilig werken. Maar een goede vakman of vakvrouw is niet altijd een goede praktijkopleider. Zorg dat de praktijkopleider aansluit bij de belevingswereld van jongeren, geduldig is en het goede voorbeeld geeft. Van alle collega's wordt verwacht dat zij het goede voorbeeld geven in veilig en gezond werken. Toezicht hierop moet dit borgen. Zeker jongeren zijn niet altijd mondig genoeg om oudere collega’s aan te spreken op onveilig gedrag.