Mbo-scholen kunnen het keuzedeel ‘Verdieping blijvend fit, veilig en gezond werken’ aanbieden. In dit keuzedeel leert de student bewust fit, veilig en gezond te werken. Zo heeft deze tijdens de hele loopbaan minder kans op een arbeidsongeval of fysieke of psychische gezondheidsschade.
Na het keuzedeel
Na het keuzedeel is de student beter in staat om de eigen gezondheid én die van anderen positief te beïnvloeden en te bewaken. Door de eigen vaardigheden, en door regels en afspraken goed na te (laten) leven. Het keuzedeel gaat ook in op het voeren van gesprekken met leidinggevenden en collega's over fit, veilig en gezond werken. Dit alles leidt tot duurzame inzetbaarheid.
Op de website van het Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) vindt u uitgebreide omschrijvingen van dit keuzedeel voor niveau 2 en niveaus 3 en 4.
In de Risico-Inventarisatie en -Evaluatie (RI&E) van de school moet u apart opnemen welke gevaren en risico’s zich in praktijklokalen kunnen voordoen, en de maatregelen die u daartegen neemt. De maatregelen borgt u door planmatig aandacht te besteden aan gezondheid en veiligheid van studenten en medewerkers in het praktijklokaal. Besteed tijdens de les aandacht aan de gevaren en risico's van het vak, zodat studenten daar al op school kennis van kunnen nemen. Bijvoorbeeld bij het werken met machines. Op het Arboportaal vindt u meer informatie over het opstellen van een RI&E.
Elke opleiding heeft een kwalificatiedossier. Daarin staan de eisen waaraan een student moet voldoen om het diploma te halen. De kwalificatie-eisen sluiten aan op de kennis en vaardigheden die bedrijven nodig hebben. Soms staan eisen aan gezond en veilig werken expliciet in kwalificatiedossiers van opleidingen. Zo zegt het kwalificatiedossier voor de opleiding ‘Allround lasser’ (niveau 3):
"Hij of zij is verantwoordelijk voor de eigen veiligheid en is medeverantwoordelijk voor de veiligheid van de collega’s. Hij of zij is verplicht de voorgeschreven veiligheidsmiddelen te gebruiken en ziet erop toe dat anderen die ook gebruiken. Wanneer hij of zij onveilige situaties ontdekt, meldt hij of zij deze bij de eigen leidinggevende en neemt zelf de nodige maatregelen om de onveilige situaties te verhelpen. Hij of zij werkt volgens arbovoorschriften en geldende bedrijfsregels ten aanzien van veiligheid, welzijn en milieu."
Vervolgens laat het dossier zien dat de student bij álle handelingen de veiligheidsvoorschriften moet kunnen toepassen. U vindt alle kwalificatiedossiers op kwalificatie-mijn.s-bb.nl.
Het diploma Basisveiligheid VCA laat zien dat iemand:
de wetten en regels over veiligheid kent;
onveilige situaties herkent;
weet wat te doen om ongevallen te voorkomen.
Dit VCA-diploma is geen verplicht onderdeel van mbo-opleidingen. Toch eisen steeds meer bedrijven het diploma wél van hun medewerkers. Ook van studenten en stagiaires. Daarom doet een mbo er goed aan om het VCA-diploma onderdeel te maken van het onderwijs en te gebruiken bij de vakspecifieke invulling van veilig werken. Dat is goed voor de veiligheid én de loopbaankansen van studenten.
Waar moet de school op letten in de praktijk?
Zowel in BBL- als in BOL-trajecten is het belangrijk dat systematisch aandacht wordt besteed aan gezond en veilig werken. In de theorielessen, maar zeker ook in het praktijklokaal. Hierbij spelen docenten, bpv begeleiders, veiligheidscoördinatoren, preventiemedewerkers en het bestuur een belangrijke rol.
Docenten leren de jongeren het veilig en gezond werken aan. In de reguliere vakken op basis van de kwalificatiedossiers, maar ook binnen het keuzedeel ‘Verdieping blijvend fit, veilig en gezond werken’. Daarnaast houden docenten toezicht op het gezond en veilig werken van studenten in de praktijk.
De BPV-begeleider begeleidt de student die stage loopt, controleert of er in leerbedrijven daadwerkelijk gezond en veilig gewerkt wordt en houdt contact met de praktijkopleider. Zie ook de afspraken in het Servicedocument Praktijkovereenkomst van de MBO Raad.
De veiligheidscoördinator of preventiemedewerker zorgt voor de RI&E van de school, die veilig werken in praktijklokalen mogelijk maakt.
Het bestuur van de onderwijsinstelling is eindverantwoordelijk voor de algehele arbozorg: studenten en docenten moeten veilig kunnen werken. Het bestuur is verantwoordelijk voor voorlichting en toezicht, ook in de praktijklokalen.
Alleen samen kunnen scholen en leerbedrijven zorgen dat studenten gezond en veilig leren werken. Daarom is het belangrijk dat de school met het bedrijf in gesprek blijft. Ook als iets niet goed gaat. Komt de student op school met verhalen die kunnen wijzen op ongezonde of onveilige situaties? Praat erover. Zo zorg je samen dat de student uitgroeit tot een goed, gezond en veilig werkend vakman of vakvrouw.
Niet elke jongere is direct in staat om veiligheids- en gezondheidsrisico’s te herkennen. Het benoemen van gevaren en risico’s of onveilige manieren van werken is misschien nog wel moeilijker. Zeker tegen je leidinggevende of je praktijkopleider. Toch is het belangrijk dat jongeren getraind worden om gevaren en risico’s bespreekbaar te maken.
Het is belangrijk dat de BPV-begeleider vanuit de school goed inzicht heeft in de situatie op de stage- of leerwerkplek. En dat de student op school praat over het werk bij het bedrijf, dus ook of er gezond en veilig wordt gewerkt. Zo kan de school de lesstof afstemmen op de praktijk waarmee studenten te maken krijgen, en op tijd ingrijpen als er problemen zijn met gezond en veilig werken binnen het bedrijf.