Een veilige werkwijze is "een nauwgedefinieerde activiteit/werkwijze waarbij onder nauwkeurig vastgelegde omstandigheden voor een specifieke (groep) stof(en) is aangetoond dat de blootstelling geen gezondheidsschade geeft". Dat wil zeggen: de blootstelling ligt aantoonbaar en duurzaam onder de grenswaarde(n). Dit kan worden aangetoond door middel van metingen of modelberekeningen.
Met een veilige werkwijze kan in principe in één keer stap 1 t/m 3 van het 4-stappenmodel worden ingevuld: inventariseren, beoordelen, en maatregelen nemen.
Sector of branche - Als dit in een sector gezamenlijk wordt opgepakt, wordt de last voor individuele bedrijven om risico’s van stoffen te beheersen aanmerkelijk kleiner. Bovendien kan op deze wijze een gehele branche ineens een stap vooruitzetten op het gebied van veilig werken met gevaarlijke stoffen. En ook voor de handhaver wordt de wereld eenvoudiger als het uitgangspunt een werkwijze is die met het blote oog te zien is, terwijl nu veelal eerst naar de blootstellingsbeoordeling van het individuele bedrijf gevraagd moet worden.
Eerst moet worden bepaald voor welke werkzaamheid of werkzaamheden u een veilige werkwijze wilt ontwikkelen. Een veilige werkwijze ontwikkelen is het best haalbaar als de variatie aan stoffen en handelingen relatief klein is. U moet per werkzaamheid zoveel mogelijk contextuele informatie vastleggen en aantonen dat de blootstelling aan gevaarlijke stof(fen) bij deze werkzaamheid onder de grenswaarde blijft.
U kunt uw opzet om te komen tot een Veilige werkwijze eenmalig laten checken door de Nederlandse Arbeidsinspectie. In deze check kijkt de Nederlandse Arbeidsinspectie of u contextuele informatie heeft opgenomen en of u de Veilige werkwijze gaat onderbouwen met metingen of kwantitatieve schattingen. Deze check heeft als doel u te informeren of u op de juiste weg zit. Pas na opname in een arbocatalogus en een positieve toetsing van uw Veilige werkwijze door de Nederlandse Arbeidsinspectie wordt de veilige werkwijze als referentiekader bij toezicht gehanteerd.
Hoe kan een veilige werkwijze worden ontwikkeld?
Op basis van de Arbowet mag u, naast het uitvoeren van metingen en vergelijking met grenswaarden, ook gebruik maken van zogenoemde “veilige werkwijzen” om schadelijke blootstellingen te voorkomen volgens de arbeidshygiënische strategie.
Een veilige werkwijze beschrijft hoe en onder welke condities bepaalde werkzaamheden moeten worden uitgevoerd, zodat de blootstelling aan gevaarlijke stoffen met voldoende zekerheid beneden de grenswaarde(n) blijft.
Een veilige werkwijze kan dus bestaan uit (een combinatie van) technische en/of organisatorische maatregelen uit de arbeidshygiënische strategie, maar mag geen gebruik maken van (uitsluitend) het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen.
Aan een veilige werkwijze zijn veel eisen gesteld voordat deze gebruikt mag worden. Daarom kan het opstellen van een veilige werkwijze ook via een consortium van vergelijkbare bedrijven of brancheverenigingen worden opgepakt.
Het opstellen en valideren van een veilige werkwijze gebeurt in 6 stappen.
Veilige werkwijzen kunnen op verschillende niveaus worden opgesteld. Zo kan een veilige werkwijze voor één taak of activiteit ontwikkeld worden waar maar met één stof gewerkt wordt en één type bronmaatregel, of het kan een volledige werkbeschrijving zijn waaronder verschillende taken, stoffen en bronmaatregelen vallen. De complexiteit van de veilige werkwijze heeft uiteindelijk invloed op de complexiteit van de validatie van de veilige werkwijze, en de hoeveelheid metingen die gebruikt dienen te worden om de veilige werkwijze te onderbouwen. Voordat een procedure als “Veilige Werkwijze” geclassificeerd mag worden, dient deze gevalideerd te worden, om te bevestigen dat de werkwijze daadwerkelijk veilig is.
Een veilige werkwijze beschrijft hoe, en onder welke condities specifieke taken en activiteiten op een dusdanige manier kunnen worden uitgevoerd, dat de grenswaarden voor de stof met voldoende zekerheid niet overschreden wordt.
Wanneer met meerdere stoffen gewerkt wordt, hoeft niet voor elke stof een nieuwe veilige werkwijze ontwikkeld te worden. Een bedrijf mag ook een veilige werkwijze ontwikkelen voor de meest toxische stoffen welke de laagste grenswaarden hebben. Immers, wanneer je met een veilige werkwijze aantoont dat je beneden die grenswaarde blijft, zal dit ook zo zijn voor minder gevaarlijke stoffen, mits dezelfde activiteiten ondernomen worden.
Indien maatregelen voor gezond en veilig werken al geïmplementeerd zijn, kunt u de beschreven werkwijze bevestigen. Als u weet of verwacht dat extra maatregelen nodig zijn, is het belangrijk om een oplossing te kiezen die effectief is maar ook goed bij de werkzaamheden en de context van uw organisatie past.
Oplossingen die het probleem bij de bron aanpakken hebben de voorkeur: oplossingen die de blootstelling aan gevaarlijke stoffen wegnemen of sterk reduceren.
Houdt bij het kiezen van oplossingen ook rekening met de 3 blootstellingsroutes:
De ideale oplossing is altijd situatie-afhankelijk. Ga na welke maatregelen het beste aansluiten op uw situatie. Dat kunt u het beste samen met collega’s doen die bekend zijn met de situatie, zo maakt u gebruik van hun ervaring en creëert u draagvlak. Zij moeten immers met de oplossingen werken. Hiervoor kunt u een zogenaamde ‘participatieve werksessie’ organiseren. Betrek bij voorkeur niet alleen de medewerkers die met de stoffen werken maar ook andere betrokkenen, zoals de leden van de werkgroep, direct leidinggevende(n) en degene die de werkprocessen bepaalt.
Afhankelijk van de situatie kan het ook zinvol zijn om toeleveranciers van materialen erbij te betrekken. Inventariseer, selecteer en prioriteer de bedachte oplossingen samen met de collega’s. Adviseurs van uw sectororganisatie of branchevereniging zouden u kunnen adviseren bij het verzamelen van ’goede voorbeelden’. Indien deze stap geen passende maatregelen oplevert, of als u een externe partij voor deze stap verkiest, kunt u een gespecialiseerd adviesbureau inschakelen.
Door een vergelijking van de grenswaarde met een modelberekening of via een beslisschema met keuzeopties, of;
Door een directe vergelijking van de grenswaarde met meetwaarden uit de praktijk.
Voor beide methoden zijn kwaliteitseisen opgesteld. Voor het selecteren van een geschikt model om een veilige werkwijze mee te valideren dient u rekening te houden met het feit dat het model conservatief genoeg is en gevalideerd moet zijn. Een blootstellingsmodel mag niet systematisch de blootstelling onderschatten. Daarnaast moet het model gevalideerd zijn met voldoende metingen die genomen zijn bij verschillende bedrijven, werknemers en op meer dagen. Vaak worden modellen onder verschillende ‘Tiers’ gebouwd.
Modellen in Tier 1, de laagste Tier, zijn redelijk eenvoudig en het meest conservatief. Dat wil zeggen, deze modellen maken de meest voorzichtige schattingen en gaan vaak uit van de meest ongunstige omstandigheden. Als een Tier 1 model aangeeft dat uw veilige werkwijze onder de grenswaarde blijft, kunt u ervan uitgaan dat uw veilige werkwijze de blootstelling voldoende verlaagt. Wanneer een Tier 1 model een overschrijding aangeeft, kan een Tier 2 model geprobeerd worden. Deze zijn complexer, nauwkeuriger en daardoor minder conservatief. Het kan dus zijn dat een Tier 2 model wel aantoont dat de blootstelling beneden de grenswaarde blijft. In dat geval is het hogere Tier model leidend.
In plaats van het toepassen van een complexer Tier 2 model kan ook geconcludeerd worden dat de veilige werkwijze de blootstelling nog niet voldoende verlaagt en moet worden aangepast.
Bij het kiezen van het juiste model moet u eerst de volgende vragen positief kunnen beantwoorden:
Hebben de veilige werkwijze en het beoogde model hetzelfde toepassingsdomein?
Heeft het model voldoende parameters om het volledige blootstellingsscenario van de getoetste veilige werkwijze te omvatten?
Is het model gevalideerd met voldoende metingen?
Wanneer u op 1 van bovenstaande vragen ‘nee’ of ‘weet ik niet’ geantwoord heeft dient u op zoek te gaan naar een ander model, of de veilige werkwijze te valideren met metingen.
De volgende stap is het vergelijken van de resultaten (uitkomsten van modellen of metingen) met beschikbare grenswaarden. Zorg ervoor dat het type grenswaarde en de keuze voor die specifieke grenswaarde beschreven is om transparantie van de veilige werkwijze te borgen. De vergelijking van het resultaat met de grenswaarde dient op groepsniveau te gebeuren, zodat de gehele blootstellingsdistributie vergeleken wordt met de grenswaarde.
Wanneer een veilige werkwijze wordt afgeleid die niet alleen binnen 1 bedrijf toegepast wordt, maar ook algemeen of landelijk geldt, zijn minstens 9 persoonlijke blootstellingsmetingen nodig om tot deze blootstellingsdistributie te komen. Binnen deze metingen moet op zijn minst 1 herhaalde meting zitten en de metingen dienen op zijn minst bij 3 verschillende bedrijven verzameld te zijn. De veilige werkwijze is gevalideerd wanneer bewezen kan worden dat de kans dat de blootstelling binnen een homogene werkgroep de grenswaarde overschrijdt lager is dan 5% met een betrouwbaarheidsinterval van 70%.
Een variantie analyse toont aan of blootstellingsgemiddelden van verschillende populaties onderling verschillen. In deze variantie wordt onderscheid gemaakt tussen de binnenpersoons variantie en de tussenpersoons variantie. Een ANOVA procedure kan gebruikt worden om deze varianties te duiden. Wanneer de ‘tussenpersoons variantie’ meer dan 20% van de totale variantie verklaart, dienen individuele meetwaarden met de grenswaarden vergeleken te worden. Wanneer de tussenpersoons variantie minder dan 20% van de totale variantie verklaart kan worden aangenomen dat blootstelling tussen verschillende personen in de homogene groep voldoende vergelijkbaar zijn.
Wanneer de ‘tussenpersoons variantie’ meer dan 20% van de totale variantie verklaart, dienen individuele meetwaarden met de grenswaarden vergeleken te worden. Wanneer de tussenpersoons variantie minder dan 20% van de totale variantie verklaart kan worden aangenomen dat blootstelling tussen verschillende personen in de homogene groep voldoende vergelijkbaar zijn.
Om te borgen dat blootstellingen voldoende beheerst blijven binnen de veilige werkwijze wordt geadviseerd om een periodieke herbeoordeling uit te voeren op de veilige werkwijze. Verandering van werk, personeel of de organisatie beïnvloedt mogelijk ook de blootstelling niveaus van werknemers.
Over het algemeen kunnen de volgende vuistregels worden toegepast:
Wanneer de GM lager dan 10% van de grenswaarde zit, een herbeoordeling elke 2 jaar
Wanneer de GM tussen de 10 en 25% van de grenswaarde zit, een herbeoordeling elk jaar uitvoeren
Wanneer de GM tussen de 25 en 50% van de grenswaarde zit, elk half jaar een herbeoordeling en wanneer de GM hoger is dan 50% van de grenswaarde elke 3 maanden een herbeoordeling.
Bronnen
De tekst na 'Hoe kan een veilige werkwijze worden ontwikkeld?' is integraal overgenomen uit de Wegwijzer Gevaarlijke Stoffen, Stap 3A, TNO, 2019.
Meer informatie over veilig werken met gevaarlijke stoffen vindt u op arboportaal.nl